Vroegdetectie

van bijzondere ervaringen en behandeling in
Noord-Nederland

Gebruikte instrumenten

Screening & diagnostiek
In het kader van de screening wordt de prodromal questionnaire (PQ-16) afgenomen:

  • PQ-16: Prodromal Questionnaire – 16 items
    De PQ-16 bestaat uit 16 zelf-rapportage vragen die worden gescoord op basis van een twee-punt schaal (waar/niet waar). In de PQ-16 worden 14 psychotische symptomen en twee negatieve symptomen behandeld. De items worden aan het einde bij elkaar opgeteld en vormen een eindscore. Als er boven de grensscore van 6 of hoger wordt gescoord, volgt er een CAARMS interview en wordt de SOFAS afgenomen.
  • CAARMS: Comprehensive Assessment of At Risk Mental State.
    De CAARMS is een interview dat wordt afgenomen door een daarvoor getrainde hulpverlener. Tijdens dit gesprek wordt ingegaan op de psychotische ervaringen die je in het afgelopen jaar hebt gehad en op de invloed die deze hebben op je dagelijks leven. Het interview duurt maximaal een uur. Op basis van dit gesprek wordt bepaald of je een verhoogd risico op een psychose hebt en of hiervoor aanvullende behandeling nodig of gewenst is.
  • SOFAS: Social and Occupational Function Scale (Literatuur)
    Functioneren wordt gemeten door gebruik te maken van de Social and Occupational Functioning Scale (SOFAS). De SOFAS is een interview-gebasseerde schaal dat het globale level van sociaal en maatschappelijke functioneren meet. De score van de SOFAS kan variëren tussen de 0 (helemaal niet functioneren) tot 100 (superieur functioneren).

 
 

Binnen On The Road project wordt een breed scala aan meetinstrumenten afgenomen:

Vragenlijsten die door een behandelaar worden afgenomen
  • Mini-SCAN: Mini-Schedules for Clinical Assessment in Neuropsychiatry (Literatuur)
    The Mini-Schedules for Clinical Assessment (Mini-SCAN) wordt afgenomen door een getrainde onderzoeksassistente door middel van een een-op-een interview. De Mini-SCAN is een verkorte versie van de Schedules for Clinicial Assessment in Neuropsychiatry (SCAN; Literatuur). De Mini-SCAN geeft een overzicht van alle symptomen die zijn uitgevraagd en advies over de meest voor de hand liggende DSM classificatie.
  • Cornblatt: Global and Social Functioning (Literatuur)
    Globaal en sociaal functioneren worden gemeten door de twee Global Functioning Scales van Cornblatt en collega’s. Deze bestaan uit twee interview-gebaseerde schalen die het functioneren binnen de UHR populatie meten. Deze twee schalen zijn de Global Functioning Social (GF: Social) en de Global Functioning Role (Role). De twee schalen zijn in lijn met de GAF en de SOFAS ontwikkeld, maar onderscheiden zich specifiek door op deze sub-domeinen te richten. Verder nemen deze schalen ook leeftijd en fase van de ziekte mee in de eindscore. Beide schalen worden gescoord van 1 (ernstig beperkt) tot 10 (superieur functioneren).
  • CANTAB (Website CANTAB) +NLV: Cognitie test + Nederlandse Leestest voor Volwassenen
    Neurocognitie wordt gemeten door gebruik te maken van de Cambridge Neuropsychological Test Automated Battery (CANTAB). De CANTAB is een batterij van testen op een computer/tablet dat verschillende relevantie cognitieve domeinen meet: Geheugen (verbaal-, werk-, en visueel geheugen), strategie gebruik, ruimtelijke ordening, flexibiliteit in aandacht, oplettendheid, en motorische snelheid.
    De Nederlandse Leestest voor Volwassen (NLV) wordt afgenomen voor de CANTAB. De NLV kan premorbide (Pre = voor, morbide = ziekt) intelligentie bepalen. Dit wordt gedaan door middel van een serie woorden die op een witte woordenkaart geprint zijn. Deze woorden hebben een onregelmatige uitspraak, wat wil zeggen dat deze woorden niet de meest gebruikelijke uitspraakregels volgen. Door het scoren van het aantal goed uitgesproken woorden kan het intelligentieniveau van de deelnemer bepaald worden.
  • KSNS: Korte Schaal Negatieve Symptomen (Literatuur)
    De KSNS (in het Engels Brief Negative Symptom Scale: BNSS) meet negatieve symptomen op basis van 13 items dat door de interviewer worden beoordeeld op zes subscalen (anhedonie subschaal, gebrek aan normale lijdensdruk, asocialiteit subschaal, avolitie subschaal, vervlakt affect subschaal, alogie subschaal). Al deze schalen worden gescoord op een zeven-puntenschaal.
  • Faux Pas (Literatuur)
    Sociale cognitie wordt gemeten door gebruik te maken van de Faux Pas. ‘Faux pas’ betekend letterlijk vertaald ‘een overtreding van de sociale regels of etiquette door het niet waarnemen van bepaalde signalen, verkeerd interpreteren van sociale regels en cultuur, of het niet op de hoogt zijn hiervan’. In de Faux Pas worden negen korte verhaaltjes verteld waarin een bepaalde sociale situatie beschreven wordt. De deelnemer wordt gevraagd om een aantal vragen te beantwoorden die uitzoeken of het verhaal gaat over een ‘faux pas’ of niet.
  • CGI: Clinical Global Impression scale (Literatuur)
    Een item van de originele drie-item Clinical Global Impression schaal (CGI) wordt gebruikt om algemene ernst van de ziekte te meten op van een 7-punten schaal. De CGI wordt afgenomen in interview-vorm.
Zelfrapportage vragenlijsten
  • DASS-21: Depression, Anxiety and Stress Scale – 21 items (Literatuur)
    Depressie, angst, en stress worden gemeten door middel van de Depression, Anxiety and Stress Scale-21 (DASS-21; Lovibond & Lovibond, 1995). De DASS-21 bestaat uit 21 zelf-rapportage items, zeven per domein die gescoord worden op een vier-punten schaal. Elk domein (Depressie, Angst, en Stress) bestaat uit 7 items.
  • ASRM: Altman self-rating mania scale (Literatuur)
    De Altman Self-rating Mania Scale (ASRM) meet manie door middel van zelf-rapportage. De ASRM omvat 5 items die verschillende symptoom-domeinen van manie meten te weten verhoogde/euforische stemming, verhoogd zelfvertrouwen, verminderde slaapbehoefte, spraakzamer, en hyperactiviteit. Per item worden er 5 mogelijke uitspraken gegeven waarbij gescoord wordt op een vijf-punten schaal.
  • SCOFF (Literatuur)
    Symptomen van een eetstoornis worden gemeten door de SCOFF, een vijf item zelf-rapportage vragenlijst. De SCOFF behandeld de belangrijkste kenmerken van anorexia nervosa en bulimia nervosa. Deze omvatten (i) misselijk zijn en overgeven na het eten; (ii) verliezen van controle over de hoeveelheid eten dat gegeten wordt; (iii) verliezen van meer dan 6 kg in de afgelopen 3 maanden; (iv) geloven dat je zelf te dik bent, en (v) eten overheerst je leven. De SCOFF wordt gescoord op basis van vijf ja/nee vragen.
  • SOAS-R: Staff Observation Aggression Scale-Revised (Literatuur), MOAS: Modified overt aggression scale (Literatuur), SHBQ: Self-harm behavior questionnaire (Literatuur)
    Agressie en zelfbeschadiging worden gemeten door het gebruik van meerdere vragenlijsten. Dit zijn de Staff Observation Aggression Scale – Revised (SOAS-R), de Modified Overt Aggression Scale (MOAS), en de Self Harm Behaviour Questionnaire (SHBQ). De vragen in deze vragenlijsten behandelen of de deelnemer de afgelopen maand (i) zichzelf opzettelijk hebben geschaad, (ii) betrokken waren geweest bij een geweldsincident of het slachtoffer waren geweest van geweld, of (iii) zelf iemand hebben aangevallen.
  • WHO-QoL1: World Health Organization Quality of Life -1 item
    Kwaliteit van leven wordt gemeten door gebruik te maken van een item uit de World Health Organization Quality of Life -100 (WHOQOL-100), waar deelnemers hun algemene kwaliteit van leven van de afgelopen 4 weken scoren op een 5-punten schaal.
  • SPHERE-12: Somatic and Psychological Health Report – 12 items (Literatuur)
    Psychologische en somatische angst worden gemeten door middel van de Somatic and Psychological Health Report (SPHERE-12). De SPHERE-12 bestaat uit twaalf zelf-rapportage items die zowel psychologische als somatische stress meten: zes somatische (vermoeidheid, somatische klachten) en zes psychologische (depressie, angst). De items worden gemeten op basis van een drie-punten schaal.
  • TAS-20: Toronto Alexithymia Scale – 20 items (Literatuur)
    De Toronto Alexithymia Scale (TAS-20) meet het onvermogen om emoties adequaat te herkennen en beschrijven. De TAS-20 bestaat uit 20 zelf-rapportage items, onderverdeeld in drie subschalen: Problemen met het beschrijven van gevoelens (vijf items), problemen met het identificeren van gevoelens (zeven items), en extern gericht denken (acht items), allemaal gescoord op een vijf-punten schaal.
  • IPPA: Inventory for Parent and Peer Attachment (Literatuur)
    Hechting wordt gemeten door de Inventory for Parent and Peer Attachment (IPPA). De IPPA bestaat uit 48 zelf-rapportage vragen die vragen naar de band tussen de deelnemer zijn of haar moeder (of moederfiguur), vader (of vaderfiguur), en partner (16 vragen per persoon). De deelnemer scoort elke vraag door middel van een 5-punten schaal.
  • LTE: List of Threatening Experiences (Literatuur)
    Levensgebeurtenissen worden gemeten door middel van de List of Threatening Experiences (LTE). De LTE is een zelf-rapportage vragenlijsten dat vraagt naar 12 mogelijke levensgebeurtenissen die mogelijk gebeurd zijn in het afgelopen jaar, zoals bijvoorbeeld het hebben meegemaakt van ernstige ziekte of verlies.
  • CTQ: Childhood Trauma Questionnaire (Literatuur)
    Jeugdtrauma wordt gemeten door de Nederlandse versie van de Childhood Trauma Questionnaire (CTQ). De CTQ bestaat uit 28 zelf-rapportage items die ervaringen met vijf type jeugdtrauma’s (emotionele mishandeling, lichamelijke mishandeling, seksuele mishandeling, emotionele verwaarlozing, en lichamelijke verwaarlozing). De mate waarin de deelnemer te maken heeft gehad met elk type trauma wordt gemeten door middel van een 5-punten schaal.
  • NEWQOL: Quality of Life in Newley Diagnosed Epilepsy Instrument (Literatuur)
    Discriminatie wordt gemeten door drie vragen die aangepast zijn vanuit de Quality of Life in Newly Diagnosed Epilepsy Instrument (NEWQOL) batterij.
  • Seksuele oriëntatie